Weergaven: 0 Auteur: Site Editor Publiceren Tijd: 2025-03-14 Oorsprong: Site
De werking van een brandweerwagen omvat meerdere aspecten, waaronder basisbewerking, specifieke scenario's, onderhoud en voorzorgsmaatregelen. Hieronder is een gedetailleerde bedieningsgids:
Druk op de koppeling en start de brandweerwagenmotor.
Laat de koppeling los, zet het vermogen aan en open de achterwaterinlaat.
Activeer de brandpom en wacht 1 tot 2 seconden voordat u de wateruitgang opent.
Schakel de vuurpom uit.
Sluit het achterwaterinlaat, zet de stroom uit en sluit de wateruitgang.
Zet de stroom aan en open de inlaat van de achterwater.
Start de vuurpom en wacht 1 tot 2 seconden.
Open de schuimtoevoer, activeer de schuiminductieschakelaar en schakel de schuimroportiemixer in.
Activeer voor de handmatige modus de handmatige schakelaar indien nodig.
Om te voorkomen dat het bevriezing van het luchtsysteem, wat de remstoring kan veroorzaken, vervangt u de drogerbus regelmatig.
Breng vet aan in de wateruitgang en zorg voor een goede isolatie aan de buitenkant om vriespunt te voorkomen.
Zorg ervoor dat alle vier horizontale ondersteuningspoten volledig zijn uitgebreid en verticale steunen op vaste grond worden geplaatst.
Niveau het brandweervoertuig vóór de operatie.
Gebruik veiligheidskabels om het platform te stabiliseren; Als windsnelheden hoger zijn dan niveau 5, gebruik dan veiligheidskabels en als windsnelheden groter zijn dan niveau 6, stopt u de luchtbewerkingen.
Reinig na een bepaalde periode van gebruik het brandstoftankfilter, het watertankfilter en controleer de integriteit van het elektrische systeem.
Inspecteer en onderhoud de transmissiebox, versnellingsbaksmering, veiligheidskleppen, tandwielen, motorcomponenten van de brandweer en waterkleppen.
Handhaaf de circuits van de keramische plunjerpomp, ketelspoel en besturingssysteem.
Inspecteer en vervang dieselverwarmingsschakelaars, breng vet aan op de wateruitlaat, controleer fakkels en zorg ervoor dat de opwarmingsflessen goed werken.
Operators van het noodsysteem voor brandweerwagens moeten een draagbare gaslekdetector dragen.
Voer voordat het voertuig begint, een lektest uit om ervoor te zorgen dat er geen gaslekken zijn.
Vóór een respons van een brandweerwagen moet de operator een volledige inspectie van het brandweervoertuig uitvoeren.
Het is ten strengste verboden om de brandpom te bedienen als er fouten of defecten worden gedetecteerd.
Inspecteer vóór de werking alle elektrische kabels.
Als er blootgestelde, beschadigde of verouderde kabels worden gevonden, moeten deze worden vervangen voordat ze doorgaan met de brandweer- en reddingswagen.
Deze operatiegids zorgt ervoor dat de brandweerwagen onder alle omstandigheden efficiënt en veilig werkt en biedt betrouwbare service in brandbestrijding en reddingsmissies.